NLFR

Platform over de gehele recyclingstroom binnen de Benelux
“We moeten weten wat er op ons afkomt”
Ook de labo’s zullen investeringen moeten doen en strengere voorzorgsmaatregelen nemen om dergelijke resultaten betrouwbaar te kunnen afleveren.

“We moeten weten wat er op ons afkomt”

Totaalconcept voor PFAS onderzoek

PFAS blijft de gemoederen bezighouden. Als we het uit onze bodem, waterstromen en lucht willen halen, zullen we het eerst moeten kunnen identificeren. SGS werkte daarom aan een nieuw concept voor PFAS onderzoek, één dat breder gaat dan wat de wetgever voorschrijft. “De wetgeving evolueert voortdurend door voortschrijdende wetenschappelijke inzichten. Daarom is het goed vandaag je stromen al te analyseren en te kijken waar het beter moet, in plaats van morgen voor voldongen feiten te staan.” Het is de wijze raad van SGS business development & sales manager Luc De Ren.

Het grootste probleem met PFAS? “Het is niet één materiaal, maar een groep van per- en polyfluoralkyl verbindingen die sinds de jaren 40 – 50 geproduceerd worden. Er zijn er tot nog toe al bijna 10.000 geïdentificeerd, in brandblusschuimen, kleding, tapijten, verpakkings­materiaal, zonne­crème … De reden voor hun populariteit is het feit dat ze uitermate stabiel zijn, maar dat maakt ze tegelijk zo moeilijk te verwijderen uit de omgeving”, waarschuwt De Ren. We zullen er dus ook de komende jaren nog volop mee geconfronteerd worden. “Voor bepaalde producten is een uitfasering aan de gang, denken we maar aan de brandblusschuimen. Maar voor heel wat andere beschikken we nog niet over duurzamere alternatieven. De industrie is op snelheid gepakt door het voortschrijdend wetenschappelijk inzicht rond PFAS. Als je moet kiezen tussen een brand in het hart van de Antwerpse haven of blussen met PFAS-schuim, dan is de keuze snel gemaakt.”

SGS werkt daarom met een totaalconcept dat naar meer PFAS speurt. De onderzoeksstrategie die PFASafe® – Next Level Analysis gedoopt werd, werkt in drie stappen.

Complexe problematiek

Voor bepaalde producten zijn de normen over de aanwezigheid van PFAS aangescherpt. Toch is ook de controle niet zo evident. De Ren: “Enerzijds door de staalname en de lage limieten, we spreken over nanogram. Als de bemonstering buiten bij mooi gebeurt, kunnen restanten van zonnecrème het resultaat al beïnvloeden. Net omdat het in zoveel zit, is dit een zeer complex onderwerp. Anderzijds geldt er slechts voor +/- 40 van de 10.000 PFAS componenten een testprotocol. We missen dus nog heel wat informatie vandaag.” De Ren is er daarom voorstander van om de discussie breder te trekken. “We moeten meer zicht krijgen op de aanwezigheid van elk van die 10.000 PFAS-verbindingen. De snelle evolutie in de wetgeving heeft ons geleerd dat wat vandaag nog goed is, morgen slecht kan zijn. Dat maakt het lastig voor iedereen. Er moet meer pragmatiek komen, zodat we de rechtszekerheid niet ondergraven.”

Steeds meer PFAS-verbindingen detecteren

SGS werkt daarom met een totaalconcept dat naar meer PFAS speurt. “We kunnen ze nog niet allemaal detecteren, maar wel al vele duizenden en we werken er elke dag aan om die kloof te dichten.”  De onderzoeksstrategie die PFASafe® – Next Level Analysis gedoopt werd, werkt in drie stappen. Stap één is de screening parameter. “Bevat het monster aanwijzingen over de mogelijke aanwezigheid van PFAS, dan gaan we door naar stap twee. Er wordt dan heel gericht gezocht op de 40 tot 60 bekendste PFAS-verbindingen.” Stap drie is de TOP Assay. Zijn er ook andere PFAS-componenten aanwezig in het monster? “Dat doen we door op laboschaal te simuleren hoe die lange ketens geknipt worden tot PER-verbindingen. Is er een verhoging dan weten we dat het staal één van die andere 9.960 PFAS-componenten bevat. Op die manier kunnen we bedrijven helpen om de risico’s gerichter in te schatten en hier de juiste acties aan te koppelen.” 

We moeten meer zicht krijgen op de aanwezigheid van elk van die 10.000 PFAS-verbindingen. De snelle evolutie in de wetgeving heeft ons geleerd dat wat vandaag nog goed is, morgen slecht kan zijn.

Proactief inventariseren

De Ren beveelt bedrijven dus aan om verder te gaan dan de wetgever vandaag gaat. “Dit milieuprobleem zal de komende jaren niet zomaar van de tafel verdwijnen. Door je stromen proactief te inventariseren, geef je jezelf meer tijd om te zoeken naar oplossingen, om te anticiperen. Je hoeft het niet aan de grote klok te hangen, maar je kan al wel al beginnen werken aan preventie”, geeft De Ren mee. De wetgever roept De Ren dan weer op om meer pragmatiek te hanteren. “Om een idee te geven van de grootorde van 0,5 ng, een limiet die nu vaak gehanteerd wordt. Als we de volledige bevolking van Frankrijk, Nederland en België bij elkaar zitten en allemaal de handjes in de lucht laten steken, is dat het equivalent van één vinger die rood kleurt, oftewel één druppel in een Olympisch zwembad. We moeten erover waken dat we relevant bezig blijven. Ook de labo’s zullen bijvoorbeeld investeringen moeten doen en strengere voorzorgsmaatregelen nemen om dergelijke resultaten betrouwbaar te kunnen afleveren. Anders dreigt daar een capaciteitsprobleem.”   

"*" geeft vereiste velden aan

Stuur ons een bericht

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Wij gebruiken cookies. Daarmee analyseren we het gebruik van de website en verbeteren we het gebruiksgemak.

Details