Eind september stelde Denuo zijn deuren open om het debat rond groene wegmobiliteit voor de afval- en recyclage-industrie op gang te trekken. Hoe kan de sector zijn logistieke keten gaan verduurzamen? Geen evidentie, aangezien heel wat factoren samenkomen in logistiek. Het debat werd daarom opgesplitst in drie rondetafelgesprekken die telkens een logistieke uitdaging op weg naar een groene mobiliteit tackelden. Het derde en laatste debat spitste zich toe op hoe het politieke beleid de overgang naar een groene mobiliteit kan bevorderen. Aan de tafel schoven aan: Pascal Lehance (kabinet van Waals mobiliteitsminister Henry), Nele Sergeant (Leefmilieu Brussel), Mik Van Gaver (Fost Plus), Bert Bessems (Valipac) en Yves Decelle (Veolia).
Hoe de overheid een impact kan hebben op de afval- en recyclagesector? Dat werd meteen al duidelijk met de presentatie van Leefmilieu Brussel over de invoering van de lage-emissiezone in Brussel die ter inleiding van de derde rondetafel diende. Sinds 2018 is de volledige binnenstad (op uitzondering van enkele grote parkings aan de rand) een zone geworden waar de meest vervuilende wagens niet langer zijn toegelaten. Dat begon met dieselwagens die niet meer aan de Euro 2-norm voldeden of hoger. Maar het proces zal zich verder voltrekken tot 2025 als dieselmotoren verplicht minimaal aan Euro 6 moeten beantwoorden om nog het Brussels grondgebied te mogen betreden en benzine- en LPG- of CNG-motoren minimaal aan Euro 3. Door in te zetten op informeren en sensibiliseren (aan de hand van een nummerplaat kan u bijvoorbeeld zien of uw vloot nog in Brussel welkom is) probeert Leefmilieu Brussel bestuurders tijdig te waarschuwen. Daarnaast voorziet het in een premie voor kmo’s die hun vloot vergroenen (maximaal 15.000 euro/voertuig) en stimuleert het andere vormen van vervoer en transport. Op termijn moeten verbrandingsmotoren zelfs volledig uit het Brusselse straatbeeld verdwijnen, op uitzondering van bussen en zware vrachtwagens (Euro VIe). Leefmilieu Brussel geeft de voorkeur aan minder vervuilende brandstoffen: elektrische wagens op batterij of met groene waterstof of voertuigen op biogas.
Belangrijk in deze aanpak voor de afval- en recyclagesector is de tijdshorizon. Het duurt nu eenmaal even voor zware vrachtwagens financieel afgeschreven zijn. Een gefaseerde benadering is dan ook wenselijk, zodat men zijn investeringen erop kan afstemmen. Wat het voor de sector daarentegen moeilijker maakt is de verschillende wetgevingen die van toepassing zijn in een land zo klein als België. Waar er in Brussel al maatregelen zijn genomen om verkeer te weren ter bevordering van de leefbaarheid van de stad, is de situatie in Wallonië helemaal verschillend. De steden in het Waalse gewest kennen immers een heel verscheiden densiteit. De afstanden die men moet afleggen voor het inzamelen of transporteren van afvalstromen kunnen dan ook enorm verschillen van de ene hoek van het Waalse grondgebied ten opzichte van de andere. Toch werkt men ook aan steunmechanismen om de verduurzaming van het wagenpark te stimuleren in de vorm van sectorale steun. Er was geen vertegenwoordiger van het Vlaamse Gewest aanwezig tijdens de rondetafel om de ontwikkelingen hier te duiden.
Op deze rondetafel tekenden ook twee beheersorganismen present. Hun taak bestaat erin om de ontwikkeling van het lokale afvalbeheer aan te moedigen. In de bestekken van zowel Valipac als Fost Plus is het criterium van geografische afstand uitgebreid. Dat houdt in dat plaatselijke ondernemingen bevoordeeld kunnen worden bij de gunning van opdrachten. Elke kilometer die niet moet gereden worden is er immers één gewonnen. Dat vraagt wel om de uitbouw van een lokale markt die kan zorgen voor een hoogwaardige valorisatie van de ingezamelde afvalstromen. Een proces dat tijd kost: de technologie en de investeringen moeten volgen en evolueren. Maar dat er mogelijkheden voor het grijpen liggen om lokaal de kringloop te sluiten bewijst het verhaal van de nieuwe blauwe zak. Het pmd dat hier wordt ingezameld kan terecht in de lokale hoogtechnologische sorteercentra die het dan vervolgens bijvoorbeeld als uitgesorteerde PET afleveren bij Belgische producenten die er weer een PET-fles van kunnen maken. Waar het dan nog aan hapert? Het beleid in België volgt weliswaar de Europese doelstellingen, maar het ontbreekt aan een precies en duidelijk plan dat beter aansluit bij de realiteit op het terrein, met de nodige financiering en steun om deze transitie waar te maken.