In het ‘Plastics in textiles’ rapport stelt VITO dat de textielindustrie moet inzetten op duurzame vezelkeuzes, het beperken van microplastics en uiteraard een verbeterde gescheiden inzameling, hoogwaardig hergebruik en recyclage.
De gemiddelde Europeaan koopt jaarlijks 26 kg textiel (kledij, schoenen en huishoudtextiel) en produceert 11,3 kg textielafval, goed voor 5,8 miljoen ton textielafval per jaar in Europa. Daarvan wordt naar schatting slechts een derde selectief ingezameld, de rest wordt gestort of verbrand. Van wat er ingezameld wordt, wordt ongeveer 60% hergebruikt (vaak buiten Europa), 10-30% gedowncycled (isolatie, vulling, vodden), en 10 à 20% is alsnog afval. Minder dan 1% gaat naar hoogwaardige recyclage tot nieuwe textielvezels. Er is dus nog een hele weg af te leggen eer we kunnen spreken van een circulaire textielsector in Europa. Voor de productie van al dat textiel zijn er per persoon jaarlijks 1,3 ton primaire grondstoffen, 100.000 l water en 700 m² land nodig. Daarnaast is synthetisch textiel een belangrijke bron van microplastics, kleine plasticdeeltjes die vrijkomen tijdens productie, wassen, gebruiken en afvalverwerking van het textielproduct. Maar ook natuurlijke vezels zorgen voor veel milieu-impact. Zo scoort katoen slecht op vlak van land-, water- en chemicaliëngebruik.
Om de milieu- en klimaatimpact van textielproductie en -consumptie te beperken moet de sector meer circulair worden: een langere levensduur van producten, meer hergebruik, betere recyclage … Dat kan zonder in te boeten op het economische en sociale belang van de sector. Veel consumenten zijn vandaag al bereid om die transitie mee vorm te geven: 71% geeft aan dat ze zijn geïnteresseerd om te investeren in kwalitatieve kledij en overwegen om kledij tweedehands te kopen, door te verkopen, te herstellen of te huren. Kleine spelers in de textielsector zetten al in op die trend. Nu is het zaak om die goede praktijken op te schalen. Specifiek voor synthetische vezels zien we drie belangrijke werven om de textielsector circulair en milieuvriendelijk te maken.
Om de milieu-impact van textielproducten zoveel mogelijk te beperken is het belangrijk om duurzame vezelkeuzes te maken. De vezelkeuze bepaalt niet alleen de producteigenschappen en -prestaties, maar bepaalt ook het milieu-effect van het eindproduct en het lot van het textiel gedurende de rest van zijn levenscyclus. Hoewel een overschakeling op natuurlijke of biogebaseerde vezels de impact van het gebruik van fossiele grondstoffen kan verminderen, hebben deze vezels niet altijd gelijkwaardige eigenschappen en zijn ze niet noodzakelijk duurzamer. De belangrijkste regel is dat de vezelkeuze moet zijn afgestemd op de verwachte toepassing – de vereiste eigenschappen, de verwachte levensduur én op de verwachte verwerking aan het einde van de levenscyclus.
Er is nood aan meer onderzoek om de emissies van microplastics goed te begrijpen en beheersen. Naast het onderzoek naar de effecten van microplastics op de menselijke gezondheid en het milieu, wordt er volop bekeken hoe de emissies van microplastic tijdens de volledige levenscyclus van textiel kunnen worden verminderd. De EU neemt daarin alvast het voortouw door in haar strategie voor kunststoffen werk te maken van een betere afvang van microplastics (bijvoorbeeld door filters), het verbeteren van meetmethoden en het opbouwen van de kennis over de emissie van microplastics in het milieu en het inschatten van hun lange termijn impact op ecosystemen, mens en dier.
Om te vermijden dat we steeds weer nieuwe grondstoffen moeten gebruiken voor de productie van textiel is het belangrijk om werk te maken van verbeterde gescheiden inzameling, hoogwaardig hergebruik en recyclage. Het sluiten van de kringloop kan de milieueffecten van onze textielconsumptie sterk verminderen. De uitdaging is om de technische, economische en sociale uitdagingen te overwinnen die hergebruik en performante vezel-tot-vezelrecyclage nog in de weg staan. Dankzij de EU-afvalrichtlijn wordt een eerste belangrijke stap genomen: de gescheiden inzameling van textielafval zal vanaf 1 januari 2025 in alle lidstaten verplicht zijn. Er zal dan ook gezorgd moeten worden voor voldoende sorteer- en recyclagecapaciteit.