Als er iets in de afgelopen maanden duidelijk is geworden, is het wel het kuddegedrag van ons Nederlanders. Van het hamsteren van toiletpapier tot het massaal bezoeken van bossen en stranden terwijl dit door het RIVM werd afgeraden. Tegelijkertijd is er ook veel saamhorigheid en worden er mooie initiatieven opgezet om de mensen die in de vitale sectoren werkzaam zijn een hart onder de riem te steken.
Ik wil graag één bijzonder verwonderpunt naar voren halen, het massaal bezoeken van de gemeentelijke afvalbrengstations. Daar waar de grote voorjaarsschoonmaak voorheen gerelateerd was aan de eerste zonnestralen en het leeghalen van de schuur en garage, leek het dit jaar of de combinatie van thuiswerken en quarantaine waarin we door de coronacrisis werden gedwongen het startsein van het grote opruimen was.
Nu gaat het mij niet om het moment, het gaat mij meer om de hoeveelheid. Zelf ben ik onlangs verhuisd van een grote gezinswoning naar een kleinere woning, de kinderen wonen inmiddels op zichzelf en zes kamers is echt te groot voor een tweepersoonshuishouden. Ik moest toen alle kamers, de zolder en de garage leeghalen, ik was enige tijd de beste klant van het plaatselijke afvalbrengstation. Toen al verbaasden mij twee dingen; waarom heb ik al die oude producten zo lang bewaard en waarom zijn veel producten zo gemaakt dat je er aan het einde van de levensfase niets meer mee kan?
Ik denk dat die eerste vraag nog wel makkelijk te beantwoorden is, je hebt voor je eerste flatscreen breedbeeldtelevisie immers veel geld betaald en vind het zonde om die weg te gooien, en als je het wilt weggeven is er geen interesse omdat de techniek zo snel gaat dat iedereen inmiddels al een nieuwer en beter exemplaar heeft dan dat jij hen aanbiedt. Die tweede vraag is moeilijker te beantwoorden.
Waarom zijn veel producten zo gemaakt dat je er aan het einde van de levensfase iets meer mee kan? Het antwoord lijkt tweeledig, enerzijds zijn de ontwerpers van de producten nog onvoldoende betrokken bij de einde-leven-fase van hun creaties, anderzijds kopen wij nog steeds (te) veel spullen met een disposable karakter bij webshops waar omloopsnelheid belangrijker lijkt dan kwaliteit.
In relatie tot het Rijksbrede programma Circulaire Economie werkt BRBS Recycling binnen het convenant Meer en beter Recyclen mee aan het formuleren van criteria rondom recyclebaarheid. Dit alles om de VANG-doelstellingen te behalen. Ten opzichte van 2012 is er in 2018 slechts een daling van 6 procentpunt gerealiseerd in het totaal aan gestort en verbrand afval in Nederland. Wanneer we de doelstellingen van 50% verbrandings- en stortreductie in 2022 willen behalen zullen we er nu gezamenlijk echt de schouders onder moeten zetten.
Veel leesgenot!
Otto Friebel,
Directeur BRBS Recycling